Gedurende het luide gekakel van de afgelopen verkiezingen voor het Amerikaanse Congres, raakte President Trump weer de gevoelige immigratie snaar door het 14e Amendement bij de Grondwet in twijfel te trekken. Het voorstel om het burgerschapsrecht van een ieder die geboren is op Amerikaanse grondgebied (‘birthright citizenship) weg te nemen werd door de tegenstanders luid weggehoond en als ongrondwettelijk verklaard. Tegenstanders zien dit ook als een aanval op de kern van de Amerikaanse identiteit als een ‘nation of immigrants’. Maar de juridische en maatschappelijke werkelijkheid is beduidend minder duidelijk. En staat de wenselijkheid van het zogenaamde ‘birthright citizenship’ niet terecht onder vuur?
Sinds de geboorte van de Verenigde Staten maakt immigratie deel uit van de eigen mythe; Amerika als een land waar iedereen die vrijheid zoekt van onderdrukking en zijn omstandigheden welkom is. Een blinddoek die het zichzelf voordoet omdat het weet dat die boodschap van vrijheid en gelijkheid besmet is met de oorspronkelijke zonde van slavernij. Het 14e Amendement bij de eveneens mythische Grondwet was een poging om deel van die oorspronkelijke zonde weg te spoelen. Het probeerde de wrange smaak weg te nemen van de beruchte Dred Scott-zaak waarin het Amerikaanse Hooggerechtshof het burgerschapsrecht van Afro-Amerikanen ontkende. “All persons born or naturalized in the United States, and subject to the jurisdiction thereof, are citizens of the United States and of the State wherein they reside,” zo luidt het amendement. Iedereen die geboren is op Amerikaans grondgebied wordt automatisch een Amerikaans staatsburger. Al tijdens het aannemen van het 14e Amendement in 1868 waren de consequenties voor immigratie duidelijk, maar is het door de jaren heen door links en rechts geaccepteerd als dogma. Amerika is immers een ‘nation of immigrants’.
Het was ook makkelijk en noodzakelijk voor een jonge, hoopvolle en dunbevolkte natie met een uitgestrekt grondgebied om zo verwelkomend te zijn, zo lang de immigratie met name uit Europa kwam. De bevolking van Amerika was, zoals de Founding Fathers het in ieder geval zagen, samengesteld uit immigranten uit Europa. Maar ondanks dat een jonge natie die immigratie ook nodig had, was in 1868 de angst voor een ongecontroleerde instroom van mensen die vrijheid en welvaart zochten wel al aanwezig. Al voor het 14e Amendement was er een fikse toename geweest van voornamelijk Europese immigranten, wat niet altijd in goede aarde viel. Ierse immigranten werden notoir slecht behandeld bij aankomst. ‘No Irish need apply’ was een veel geziene tekst in de 19e eeuw. Daarentegen werden Duitsers en Scandinaviërs gezien als de perfecte, hard werkende pionieren die nodig waren om het Westen verder te exploreren en te exploiteren.
Het Amerikaanse beleid en immigratiewetgeving liep echter al een tijd achter. Er was bijna sprake van ongebreidelde vrije immigratie. Pas in 1882 werd een bepaalde groep – Chinezen – uitgesloten van migratie naar de VS in de Chinese Exclusion Act van 1882, de eerste keer dat immigratie illegaal kon zijn. Sindsdien zijn de restricties alleen maar strenger geworden – vaak op dubieuze gronden van religie, nationaliteit, ras, handicap, of aan de hand van quota, en niet zelden om de werkgelegenheid in de VS te beschermen. Pas in 1965 waren in de Immigration and Nationality Act (INA) deze gronden allemaal vervangen door een grens op het aantal immigranten dat werd toegelaten, en was het beleid gericht op familie hereniging en het aantrekken van geschoolde arbeiders. In tegenstelling tot de jaren voor de INA groeide het aantal immigranten gestaag na 1965, met name uit Azie en Latijns-Amerika. Het aandeel illegale immigranten groeide eveneens, maar stabiliseerde in 2007.
Maar ondanks de eb en vloed van illegale immigratie bleef de interpretatie van het 14e Amendement ten aanzien van het geboorterecht al die jaren ongewijzigd. In de jurisprudentie is eveneens bevestigd dat de woorden ‘subject to the jurisdiction of’ in het 14e Amendement volgens de opstellers van het amendement ‘slechts’ tot doel had de Indianen en kinderen van diplomaten uit te sluiten van het geboorterecht op het Amerikaanse burgerschap. De grondgedachte, geworteld in het Engelse common law, dat geboorte op het grondgebied automatisch trouw aan de soeverein betekent en de soeverein bescherming biedt, bleef overeind. Diplomaten en Indianen waren trouw aan hun eigen staat, aan hun eigen stam als soevereine natie, en hun kinderen kunnen dus niet automatisch Amerikaans burger worden. De afgelopen weken is veel gerefereerd aan de zaak Wong Kim Ark uit 1897, waarin die lezing werd bevestigd. In de afgelopen weken is die lezing ook politiek nogmaals luidkeels bevestigd in zowel progressieve als conservatieve hoek.
Er is een duidelijke kloof tussen beleid en het juridische raamwerk. Aan de ene kant is de VS gegaan van een ‘ja, tenzij’ formule – vrije immigratie – naar een ‘nee, mits’ formule dat immigratie slechts toestaat onder strikte omstandigheden. Aan de andere kant staat een juridisch raamwerk dat illegale immigratie kan belonen door het recht op burgerschap voor de kinderen van illegale immigranten die in Amerika geboren worden. Want gaat het illegale immigranten niet vaak om het verbeteren van hun leven EN hun (toekomstige) kinderen? In 2016 werd het aantal kinderen onder de 18 jaar van illegale immigranten, dat door het 14e Amendement Amerikaans staatsburger was geworden, geschat op bijna 5 miljoen. Het aantal van dergelijke kinderen dat per jaar wordt geboren neemt echter wel af. Maar de gevolgen van ‘birthright citizenship’ gaan verder dan alleen maar de kinderen van illegale immigranten uit Latijns-Amerika. Zogenaamde ‘anchor babies’ van ouders die legaal in de VS zijn worden met opzet overal in de VS geboren. ‘Birth tourism’ is een groei-industrie, bijvoorbeeld in Miami met Russische vrouwen die daar bevallen, of Chinezen in Zuid-Californië. Velen zullen het misschien niet willen toegeven, maar heeft Trump dan ook niet een punt als het gaat om het beperken dan wel afschaffen van dat idealistische, automatische recht dat eigenlijk niet meer nodig is, en waar ook misbruik van wordt gemaakt?
Zo’n 30 landen in de wereld hebben net als Amerika een automatisch staatsburgerschapsrecht (ius soli), sommige onbeperkt en andere met beperkingen, zoals Australië. De rest van de wereld verleent nationaliteit op basis van de nationaliteit van (een van) de ouders (ius sanguinis). Maar de VS is niet meer het land dat vanwege haar omvang ius soli nodig heeft om immigranten aan te trekken. Zoals in andere delen van de wereld zijn er legitieme zorgen over immigratie en zou afschaffing van het ius soli in de VS in ieder geval een aspect van het immigratiebeleid onder controle kunnen worden gebracht. Dit is geen kwestie van geloof or ras, maar van hanteerbaarheid en houdbaarheid van gezond immigratiebeleid. Het zou een aspect kunnen zijn van een veel bredere pakket aan maatregelen van immigratiehervorming. Duidelijkheid over het zogenaamde DACA programma van President Obama en het lot van de ‘Dreamers’ – kinderen van illegale immigranten die met hun ouders naar de VS kwamen, soms als baby – zou welkom zijn. Die mensen verdienen duidelijkheid en een kans op het staatsburgerschap. Amerika kan met de nodige hervormingen dan weer met een schone lei beginnen. Een compromis tussen alle partijen kan ook immigratie als polariserende politieke kwestie worden wegnemen.
De tekst van het huidige 14e amendement windt er geen doekjes, dus zal er een wijziging van het constitutionele amendement aan te pas moeten komen om ‘birthright citizenship’ in te dammen dan wel af te schaffen. Maar misschien is de nodige verandering van het Amerikaanse zelfbeeld nog veel ingrijpender. Dat zelfbeeld en de Amerikaanse mythologie zijn wel toe aan modernisering.